Interview
Ds. Barbara de Groot
Wilde als kind al dominee worden en werd een enthousiaste en bevlogen dominee met een warm hart voor de gemeente en de medemens dichtbij en ver weg.
Waarom heb je gekozen voor een studie Theologie?
Na de middelbare schooltijd ben ik klassieke talen gaan studeren. Dus Grieks en Latijn. Dat vond ik heel erg leuk maar het was toch wat eenzijdig. Toen ik in het eerste jaar studeerde was ik bij een kerk in Amsterdam-West. Daar was iemand die theologie studeerde. Die studie is toch breder dan alleen oude talen. Zo ben ik op dat pad gekomen. Wat ook wel meespeelde was dat ik als kind eigenlijk al dominee wilde worden. Als tiener kom je daar dan niet zo snel meer voor uit. Maar ik kwam als kind altijd heel graag in de kerk. Ik moet een jaar of zeven geweest zijn dat in die tijd kinderen voor het eerst aan het avondmaal mochten in onze kerk. Ik woonde toen in Haarlem-Noord. Ik weet dat ik het avondmaal altijd een bijzonder moment vond. Dan ging eerst de hele gemeente naar voren en aan het eind kwamen de ambtsdragers en ook de koster en de organist naar voren. Dan was het heel stil in de kerk. Ze vormden heel plechtig een kring, en dan dacht ik: ‘O dat wil ik ook’. Het brood en wijn uitdelen heeft me altijd al geraakt. Net als de bijbel, als kind hield ik al van de verhalen.
Dan was het heel stil in de kerk
Toen ik in groep zeven van de basisschool zat ging het al een beetje over schoolkeuzes. De meester ging dan over alle kinderen iets zeggen over wat ze maar moesten worden in de toekomst. Tegen mij zei hij: ‘Barbara, jij moet maar dominee worden want je praat zoveel!’
Ik leerde wel makkelijk dus ik hield vriendinnetjes van hun werk. Ik zat denk ik eindeloos te kletsen. Dat van die dominee vond ik toen niet zo leuk. Het verdween dus naar de achtergrond.
Theologie werd wel echt een roeping. Dan moet je daar dan ook iets mee doen.
Ik heb wel lang over mijn studie gedaan. Ook omdat er in mijn persoonlijk leven dingen zijn gebeurd die aandacht vroegen. Mijn moeder is ziek geworden. Heeft kanker gekregen en is overleden. Toen liep ik ook wel wat vast in mijn studie. Daardoor duurde het allemaal langer. Dan ga je op een gegeven moment andere dingen doen. Ik deed er werk bij.
Toen ik samen met Joris was (partner van Barbara red.) kregen we Tomas. Hadden we er een kind bij, dat vertraagde de studie ook enigszins.
Ik had in mijn leven een paar minder leuke gemeentes meegemaakt. In mijn tienertijd woonden we in Santpoort. Mijn moeder zat daar in de kerkenraad. Dat was een moeilijke tijd.
Later toen ik in Amsterdam-West woonde was er ook van alles aan de hand. Toen dacht ik, het lijkt me niets om als dominee in zo’n gemeente te moeten werken.
Toen ging ik stage lopen in Assendelft bij Anne Helmers. Dat was echt een leuke gemeente. Pas toen dacht ik: ‘O dat ligt me toch wel’. Wat natuurlijk wel hielp was dat het een vrolijke ontspannen gemeente was. Daarna dacht ik: ‘nu moet ik echt gaan afstuderen’. Ik moest nog veel doen. O.a. mijn scriptie schrijven.
Toen was ik afgestudeerd. Inmiddels was ook Eva geboren. Ik had leuk werk bij een stichting die door de Diaconie in Amsterdam was opgezet. Ik werkte in achterstandswijken waar veel buitenlandse vrouwen woonden bij een maatjesproject.
Op zondag was ik wel regelmatig gastvoorganger.
Het heeft nog wel even geduurd dat ik dacht ‘nu moet ik echt op zoek gaan naar een gemeente’, je weet pas echt hoe het is om dominee te zijn als je het ergens wordt.
Zo kwam Velsen in beeld. Toen ik een paar maanden aan het werk was dacht ik: ‘Waarom heb ik er zo tegenop gezien’?
Je bent hier in de gemeente nu al 8½ jaar. Wat heeft het je gebracht?
Als ik het toch in één woord mag zeggen is het eigenlijk “Liefde”.
Ik heb zoveel ontvangen. Dat is toch hoe het is. De liefde van mensen, de hartelijkheid, de betrokkenheid op elkaar, op de kerk. Het heeft me liefde gebracht in de zin van: “Ik hield al van de kerk, en nu nog meer”.
Wat neem je daarvan mee naar je nieuwe gemeente?
Ik heb heel veel geleerd in de afgelopen jaren. Als ik terugkijk dan zeg ik: ‘Ik was ook echt een beginner”. Van heel veel dingen had ik geen idee hoe ze aan te pakken. Dat leer je ook nergens. Dat is heel grappig. Theologie is een wetenschappelijke studie en niet heel concreet.
In het stagejaar wordt het wel wat concreter maar nog steeds zijn er dingen die je al doende leert. Ik wist bijvoorbeeld niet hoe ik een uitvaart zou moeten leiden.
Dus wat ik meeneem is heel veel ervaring in hoe je dingen doet. Je groeit erin. Er zijn ook mensen die dat tegen me gezegd hebben, dat ik gegroeid ben in mijn ambt. Leuk om te horen!
Waar ben je trots op?
Bijna elk jaar zijn er wel bijzondere dingen geweest. Dat zullen dingen zijn die anderen ook noemen zoals ‘De Herdertjestochten’. Het grootste project wat we gedaan hebben is ‘De Passion’ in 2019. Dan ben ik trots dat het is gelukt, maar vooral om wat het teweeg brengt. Dus niet zozeer als een prestatie maar hoe mooi het is dat we mensen bereikt hebben. Hoe de mensen die hebben meegedaan erover spreken. Mensen van buiten de kerk die hebben meegedaan hebben echt warmte ervaren in die groep. Dat is waarom je het wilt doen. De contacten met mensen binnen en buiten de kerk. Niet om een grote show neer te zetten, dat was een soort kers op de taart.
Mensen bereiken die je niet dacht te bereiken
Ik ben dan trots op het feit dat je mensen bereikt die je niet dacht te kunnen bereiken. Die je niet bereikt met een mooie preek want daar luisteren ze niet naar. Dan moet je dat doen via een andere weg.
Wat ik ook leuk vond is dat we in het 50e jaar van de jaarmarkt bier gebrouwen hebben.
“Het Engelmundusbier”. Het resultaat was leuk maar ook het proces met zo’n groep. Het gebeuren erom heen. En iedere jaarmarkt iets bedenken om ín de kerk een sfeer te creëren van waar we als gemeenschap voor staan, een plaats van stilte en gebed. Dat heb ik ook graag gedaan.
Wat ik ook altijd heel veel fijn vond waren ontmoetingen bij het huisavondmaal.
Maar ook uitvaarten. De voorbereiding en nazorg rond een uitvaart. Die contacten waarbij je mensen echt spreekt over dingen die er toe doen. Want het zijn niet alleen de leuke projecten (de krenten uit de pap). Het ‘gewone’ gemeenteleven heeft me altijd veel voldoening gegeven. Zoals in het pastoraat, bij iemand op bezoek gaan die ik al vaak gesproken heb, en dan toch weer luisteren naar wat iemand te vertellen heeft, daarin trouw proberen te zijn. En natuurlijk waren er heel veel gedenkwaardige momenten met de kinderkerkleiding, de kinderen en samen met de jeugdouderling met de tieners!
Heb jij iets met Missionair bezig zijn?
Toen ik op IJburg (een nieuwbouwwijk in Amsterdam) woonde was ik betrokken bij een nieuw op te bouwen kerk. Wat ik daar geleerd heb is om naar het hele gebied te kijken. Dus niet naar je kaartenbak, want die was daar piepklein. Als we alleen maar een kerk hadden opgezet voor de kaartenbak dan was het nooit wat geworden en was het nu allang weer uitgedoofd. We keken daar naar de hele buurt. Welke mensen zijn ergens voor te porren? Niet om ze in de kerkbank te krijgen maar om een gemeenschap te vormen.
Dat is wel iets wat ik heb meegenomen hier naar toe. Daarom vind ik het ook mooi als mensen hier uit het dorp deze kerk ook als ‘hun kerk’ beschouwen. Dat komt dus ook door contacten en de manier van benaderen. Dus als je dat missionair wilt noemen vind ik het goed, maar ik ben niet speciaal gehecht aan dat woord. Het is onze opdracht als kerk altijd al geweest.
Door corona hebben we kerkelijk gezien een heel saai jaar achter de rug, want alles wat de gemeenschap vormt gaat niet door. Dan word je teruggeworpen op een soort kern. Waar gaat het eigenlijk om? Dan probeer je toch, op wat voor manier dan ook, er voor elkaar te zij
Dat je er toch bent voor mensen. Soms lukt het niet, of je hoort het pas heel laat als er iets aan de hand is. Dan vind ik het jammer dat je er niet geweest ben voor iemand.
We zeiden altijd in de kerk: ‘het gaat niet altijd om de aantallen het gaat om de kwaliteit”. We zijn er nu mee geconfronteerd dat we dat nog meer los moeten laten, die aantallen. Elk contact heeft waarde in zich.
Zorg voor elkaar dat zijn de belangrijke dingen in het leven
Wat zijn voor jou belangrijke dingen in het leven?
In de basis ‘zorg voor elkaar’. Dichtbij en ver weg. Alles rond de coronapandemie is erg. Mensen worden zwaar getroffen. Ofwel in hun gezondheid of in hun leven. Dat ze overlijden.
Maar als we over een aantal jaren terugkijken op deze tijd, dat we ons hopelijk kapot schamen over de kampen in Griekenland. Als je ziet hoe het daar is, dat is inhumaan. Dat de tenten in de modder staan in de winter. En in het nieuwe kamp Moria, na de brand is het nog erger. Dan denk je ‘hoe is het mogelijk’? Soms wil je heel graag iets doen. Er zijn echt goede clubs die daar werken. Dan maak je maar weer geld over. Maar dat we niet in staat zijn om vluchtelingenkinderen op te nemen. Dan denk ik ‘zorg voor elkaar en probeer toch ook buiten je eigen kringetje te kijken’. Iemand zei eens een keer “je bent nooit te arm om voor een ander te bidden”. Je kunt zo vol zitten met al je zorgen, maar je kunt altijd voor iemand bidden. Dat is ook de kracht van onze kerk. Dat we, hoe moeilijk het ook is, altijd onze nood en zorg in gebed voor kunnen leggen en daarmee ook onze stem laten horen. Dus zorgen voor elkaar is ook voor elkaar bidden.
Hoe heb je de gemeente ervaren?
Ik ben heel blij dat dit mijn eerste gemeente is geweest.
Ik heb, omdat ik als beginner binnenkwam, verplichte nascholing gehad. Dan waren we met een groep van twintig collega’s. Daar hadden collega’s soms ervaringen dat ik dacht: ‘dan is dat je eerste gemeente en dan heb je het zo zwaar.’ Gemeentes waar grote problemen waren en conflicten. Dat je dan staande moet blijven en bedenken wat je doet. Dan is onze gemeente echt een fijne gemeente om te beginnen. Over het algemeen is de sfeer heel goed. Ook in de kerkenraad hebben we altijd heel plezierig gewerkt.
En met Kees (Lous) als collega heb ik altijd fijn samengewerkt.
Voor bijna alles wat we wilden doen, konden we altijd mensen bereid vinden om mee te helpen.
Wat heb je met oecumene?
Ik zit thuis al met een oecumenisch gezin. Joris is bij een Rooms Katholieke gemeenschap.
In die zin heb ik wel wat met oecumene. Gaandeweg hadden we in Velsen wat moeite met de oecumenische vieringen zoals we gewend waren om hier te doen. Toen dacht ik: “misschien moeten we zoeken naar andere manieren van oecumene”. Zo is ook het idee gekomen om in de Adventstijd gezamenlijk iets te doen, en dat pakte heel goed uit. Dat hebben we twee jaar gedaan. De openbare ruimte opzoeken om iets van onze Kerstboodschap te laten horen. Het idee was: “iedereen doet kerstboodschappen, maar wij hebben een Kerstboodschap”. Met een knipoog.
Volgens mij vonden mensen die daar aan mee deden het heel leuk om ook mensen van andere kerkgenootschappen te ontmoeten. En soms kenden ze elkaar al. Dat is oecumene. Samen vieren is ook mooi maar elkaar leren kennen is ook de basis daarin.
Maar we hebben goede contacten met de Oud-Katholieken en Rooms-Katholieken.
Je kunt als kerk op allerlei manieren aanwezig zijn
Hoe zie je dat voor de Kerk in het algemeen? We krijgen van de PKN ook adviezen.
Er is een uitspraak “less is more”. In sommige opzichten is het helemaal niet erg om klein te zijn of om niet deel uit te maken van de macht. Eeuwenlang heeft de kerk ook in de marge gestaan. We hebben soms ook een verkeerd beeld van de kerk. Na de oorlog was er een soort opleving. Er werden veel kerken gebouwd in de jaren ’50 en die werden dan alweer vanaf de jaren ‘60/’70 afgebroken. We hebben een beeld van hoe groot het allemaal was, terwijl dat eigenlijk tijdelijk was. Dus verkijk je niet op aantallen. Een kleine kerk kan ook van betekenis zijn en misschien wel daadkrachtiger. Je moet met minder mensen tot een besluit te komen.
Je kunt toch op allerlei manieren aanwezig zijn en iets van je laten horen.
Zijn er dingen die je graag zou willen doen als dominee op je nieuwe plek?
Op dit moment ben ik vooral nieuwsgierig hoe het is om op een andere plek te zijn. Ik sta daar heel open in. Werken met andere mensen en een heel ander kerkgebouw. Daar ben ik ook heel benieuwd naar. We hebben hier een prachtig oud gebouw. Dat heeft ook een bepaald soort stijl, waardoor niet alles passend is. In ons gebouw past een traditionele liturgie. De Paaskerk is uit de jaren ’60. Dat is een heel ander soort gebouw. Toen ik daar was riep dat meteen andere dingen op. Dus daar ben ik benieuwd naar of dat doorwerkt in liturgische taal. De kerk heeft witte muren met kleine gekleurde ramen. Geïnspireerd op een kerk van architect Le Corbusier in Ronchamp in Frankrijk. Er is zeker een mooie lichtinval. Er zit ook een glas in beton raam in. De ruimte is heel anders. Een soort opener ruimte, waar een andere opstelling van de stoelen mogelijk is, dus ben benieuwd wat dat doet.
In Amstelveen zijn is er veel al heel goed georganiseerd. Ik heb nog niet een duidelijk idee van: ‘wat ga ik daar bijdragen’. Om mensen te leren kennen hoop ik dat we over niet al te lange tijd weer met kleine groepen bij elkaar kunnen komen. Er zijn drie protestantse kerken in Amstelveen dus er wordt zeker voor wat betreft samenwerking wat van me verwacht.
Houd moed, heb lief!
Hoe hebben jullie als gezin de gemeente en het wonen in Velsen-Zuid ervaren?
We hebben hier als gezin heel plezierig gewoond en deel uitgemaakt van het leven in Velsen. Op verschillende terreinen zoals korfbal, voetbal, muziek, politiek (Joris). We hebben echt geprobeerd om aan zoveel mogelijk dingen mee te doen.
Wat zou je de gemeente van de Engelmunduskerk willen meegeven?
In coronatijd kwam ik vaak de tekst tegen “Houd moed, heb lief”. Het is een bemoedigende wens in coronatijd maar ook voor ons kerkelijk leven. “Houd moed, heb lief”. Zit niet bij de pakken neer als je ziet dat het geld wat minder wordt. Dat het ledenaantal wat daalt. Laat die zorg je niet teveel in beslag nemen. Doe wat je hand vindt om te doen. Heb lief is: probeer met een milde blik in de wereld te staan.
Joke Stam