De gelofte die dopelingen uit de achtste eeuw moesten afleggen:
‘Verzaak je de duivel?’ ‘Ik verzaak de duivel.’
‘En alle duivelsoffers?’ ‘Ik verzaak alle duivelsoffers.’‘
En alle werken van de duivel?’ ‘Ik verzaak alle werken en woorden van de duivel, Donar en Wodan en Saxnot en al de afgoden die hun metgezellen zijn’.
In de achtste eeuw werden Germaanse goden gelijk gesteld aan de duivel. De christelijke god duldde niemand naast zich. Behalve wonderverhalen en angst voor de hel, was de politiek van invloed op de verspreiding van het christendom. Het Frankische Rijk en het christendom timmerden beide erg aan de weg en werkten innig samen.
In 689 versloeg de Frankische hofmeier Pepijn II bij Dorestad de Fries Radboud, koning van Noordwest-Nederland. Omdat de overwinnaar de veroverde heidense gebieden aan zich wilde binden, steunde Pepijn de missie daar financieel en militair.
Zo gaf hij het Romeinse fort rond het Utrechtse Domplein aan de Angelsaksische prediker Willibrord. Die had zijn vaderland uit boetvaardigheid verlaten om zich aan de missie te wijden en zocht steun bij de Franken en de Paus om dit systematisch aan te pakken.
Willibrords methode was lomp: veelal stichtte hij kerken op plekken waar tot dan toe animistische cultusplaatsen bestonden. De kerk in Heiloo is een mooi voorbeeld. Heiloo, wat heilig bos betekent, was een voorchristelijke cultusplaats met een gewijde bron. Omdat het christendom andere vereringen uitsloot, vernielden Willibrord en zijn volgelingen zulke heiligdommen.
Dat gaf conflicten. Een geschrift uit die tijd verhaalt hoe een bewaker van zo’n heiligdom Willibrord met het zwaard te lijf ging. God redde hem op wonderbaarlijke wijze. Bovendien sloegen de Frankische soldaten die Willibrord vergezelden diens belager dood.
Willibrord stichtte ook de kerk in Velsen, alhoewel sommigen Bonifatius, die hier enige jaren verbleef, of de mythische Engelmundus als stichter noemen. Zeker is dat een kerkje ‘in de nederzetting Velsen in het gebied Kennemerland’ wordt genoemd in een waarschijnlijk betrouwbare oorkonde van Pepijns zoon Karel Martel uit 722. De Velsense kerk was eigendom van het door Willibrord gestichte Luxemburgse klooster Echternach.
Velsen en omgeving waren toen, zo blijkt uit opgravingen, al flink bevolkt. Behalve het dorpje bij de kerk zijn er in de omgeving verschillende boerderijen gevonden. Enige kilometers naar het zuiden, op de plaats van het PWN-kantoor, lag zelfs een voorchristelijke cultusplaats. Daar werden offervoorwerpen in het moeras geworpen.
Die offerplaats was al zo’n achthonderd jaar in gebruik, wat erop wijst dat zij van grote betekenis is geweest. Mogelijk dat Willibrord daarom in de buurt een kerk stichtte. Zijn Frankische soldaten zullen wel een einde hebben gemaakt aan de heidense cultus.
Willibrords kerk, niet meer dan een houten optrekje zonder toren, was één van de oudste van West-Nederland. Van daaruit werden de kerken in Haarlem en vele omringende plaatsen gesticht. Op dezelfde plek staat nu de 11e-eeuwse, gedeeltelijk tufstenen Engelmunduskerk van Oud-Velsen.
Bron: Uit de tijd, juli 2017
Historische rubriek voor Haarlems Dagblad van de Haarlemmer Hein Klemann, hoogleraar economische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit.